woensdag 17 februari 2010


1. MIJN GROEI EN STAND VAN ZAKEN BINNEN MIJN EXPLORERENDE GRONDHOUDING:

Mijn beginsituatie: ik:

Vaststelling:
Vroeger als kind exploreerde ik graag op de boerderij van mijn ouders/grootouders. Alles wat bewoog had ik gezien, liep ik achterna en moest ik dat eens vasthouden. Tot op een bepaald moment: moest ik wat doen, waardoor ik nu nooit of nooit nog een dier aangeraakt heb.

Toch ben ik nog vaak nieuwsgierig naar nieuwe voorwerpen en stel me meestal vragen rond bepaalde voorwerpen/dingen…
Ik wil ook wel weten wat kinderen interesseert en probeer dan ook zoveel mogelijk vanuit hun te ontdekken en mij daarop baseren.


Mijn concrete leerwensen:
Eerst en vooral zelf dingen op mijn niveau ontdekken. Dit door mijn zintuigen te gebruiken, het betasten van voorwerpen, het bekijken van voorwerpen, ruiken, proeven, eventueel luisteren naar geluiden vanuit de omgeving. Mijn durf naar het aanraken van dieren en beestjes weer opwekken.

Actieplan:
Voorwerpen of dieren of dingen die mij prikkelen zal ik vanuit mijn zintuigen actiever gaan waarnemen. Ik wil niet alleen mijn zintuigen gebruiken om tot exploreren te komen, ik wil daar ook
mezelf in vraag voor stellen.

Dit onder andere door onderstaande vragen:
• Wat ken ik hiervan?
• Wat ken ik niet?
• Wat weet ik hiervan?
• Wat weet ik niet?
• Wat hoort allemaal onder wereldoriëntatie? Wat niet?
• Hoe voel ik mij in dit onderdeel?
• Hoe ga ik om met W.O.?
• Hoe breng ik “ een opdracht binnen W.O. “ over aan kleuters?
• Wat is mijn interesse, mijn doel, mijn houding, mijn durf…?
• Waar kan ik terecht om info te verkrijgen?
• Waar kan ik terecht om zelf te leren?
• Waar kan ik terecht om zelf te exploreren?
• Wat interesseert kleuters? Hoe zet ik me hiervoor in?
• Hoever moet ik zelf kennis opdoen om tot een bepaalde uitdaging te komen?
• …

Hoe zet ik dus mijn explorerende grondhouding in?
Wanneer ik binnen een thema het vak W.O. wil aanbieden of voor mezelf wat wil ontdekken, ga ik automatisch starten met opzoekwerk. Ik moet dus zelf genoeg info hebben om er wat van te leren en om de info/leerproces te kunnen doorgeven aan anderen (aan kleuters).
Ik moet voorbereid zijn op allerlei mogelijke vragen die vanuit een kind kunnen komen. Zelfs dan nog, moet ik durven toegeven dat ik niet altijd een antwoord heb, maar indien het echt belangrijk is wil verder opzoeken of samen ontdekken wat het antwoord kan zijn.

Ik zoek dus allerlei info op over een onderwerp: in boeken, op internet, bij familie en vrienden, leerkrachten, medestudenten…

Ik noteer voor mezelf vragen:
• Waarover gaat dit onderwerp?
• Met wat heeft dit allemaal te maken?
• Wat wil ik hiervan weten?
• Wat zou een kleuter willen weten?
• Wat zou een kleuter willen doen, proberen, exploreren…?

Materiaal zoeken die mijn onderwerp nog meer uitdagend maken:
• Wat bied ik aan?
• Wat is handig?
• Wat is nuttig?
• Wat zet aan tot handelen?
• Wat is overbodig?

Ik test het op voorhand uit! Door zelf te handelen, te kijken, te voelen, te ruiken, te proeven, kom je weer op andere dingen die een beleving of een waarneming weer wat boeiender maken.

Ik probeer alvast verwondering, bewondering, respect, enthousiasme,… uit te lokken tijdens het exploreren, want hiermee hoop ik natuurlijk op een nog meer verhoogde interactie tussen de kleuters en mezelf, tussen kleuters onderling..

Enkele deelaspecten van mijn explorerende grondhouding zijn: een rijk aanbod van materialen, vragen stellen, aanzetten tot.., en vooral mee onderzoeken. Dit onder andere door de volgende zin: “ Vraag het aan je materiaal zelf! “ Met andere woorden: door te testen, te betasten, te voelen, te kijken,… ontdek je veel meer!

De kleuters hebben er meer aan door te doen, te handelen, dan dat ik zou zeggen: Wel Fientje, dit is nu een appel. Appels zijn lekker, dit staat hier op men blad. Door te appel te laten proeven, te bekijken, te laten ruiken aan die appel (en nog zoveel meer…) heeft een kind veel meer zin om wat bij te leren, om mee te doen, zelfs zonder dat zij eigenlijk beseffen dat zij aan het leren zijn.
In ieder geval, dan zie je dat de kleuters geboeid blijven, dat ze werkelijk met de activiteit bezig zijn, dit vaak door iets in vraag te stellen. Op die manier zet je hun weer tot denken en handelen, tot ontdekken…

Wat moet ik nog leren? Wat ga je aanpakken?
Eerst en vooral moet ik nog veel leren! In iedere opdracht ga ik leren door terug te blikken op dat moment, door mezelf vragen te stellen..

Concreet nu op de vraag: wat moet ik nog leren:
• Hoeveel materiaal bied je in bepaalde activiteiten aan?
• Welk materiaal bied je aan?
• Hoeveel vragen stel je over bepaalde voorwerpen, attributen..?
• Wat is mijn aandeel in een activiteit?
• Waar stopt mijn aandeel in een activiteit?
• Wat moeten de kleuters doen? Wat is hun taak?
• Wat is gevaarlijk om kleuters mee te laten handelen: mesjes,…?
• Welke doelen wil in concreet benaderen, bereiken?
• Wat is belangrijk om mijn doelen te bereiken?
• Hoe pak ik een activiteit aan? Hoe bouw ik een activiteit op?
• Wanneer stopt een activiteit?

Mijn aanpak:
• Veel oefenen.
• Mezelf informeren over mogelijk W.O.-momenten/opdrachten.
• Activiteiten op papier zetten.
• Nadenken over activiteiten.
• Nadenken over de doelen die ik wil bereiken.
• Spinwoorden maken.
• Mezelf vragen stellen en noteren die ik kan hanteren tijdens een activiteit.
• Mezelf het volgende voor ogen houden:
o Vraag het aan de boeken!
o Vraag het aan infobronnen = internet.
o Vraag het aan medestudenten, leerkrachten, vrienden en familie,…
• Kijken naar de W.O.-brillen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten