woensdag 4 mei 2011

Verkennen van aardappelen:


Ik stel vast dat ik deze week vanuit het project: Mos: Gezonde voeding moet werken. Hierdoor denk ik aan de voedingsdriehoek. Ik beslis dan ook zeker een waarneming in te lassen over de aardappel.
Maar vanwaar komt de aardappel?

Voornemen: Ik ga op zoek naar een echte aardappelplant. Dit o.w.v. het feit dat ik met deze groep kleuters niet tot bij een echte aardappelboer en dus ook geen veld kan gaan.

Als de berg niet naar Mozes komt, dan komt Mozes naar de berg, zo gezegd zo gedaan!
Ik neem het initiatief om ervoor te zorgen dat ik een aardappelplant zou kunnen bemachtigen. Natuurlijk is het nog vroeg op het seizoen, maar vanuit een serre kon ik dan toch over een plant beschikken. Veel aardappel hing er niet aan, maar ik zorgde wel ervoor dat de kleuters hun eigen aardappel vanuit deze plant konden zoeken.

Ik besliste enkele aardappelen in het aarde te verstoppen.

Mijn actieplan:
Vooraleer ik de kleuters een aardappel kon laten waarnemen, ondernam ik voor mezelf de nodige stappen. Dit betekent dat ik mijn zintuigen er volledig opgezet had.

Concreet: onderzoek naar:
Ik bekeek eerst de kleur: geel met puntjes. Ik vergeleek de kleur van 2 aardappelen of deze wel dezelfde kleur had. Ik merkte dat mijn aardappel toch niet 100% hetzelfde van kleur (lichte vlakken, donkere vlakken, soms donkere vlekken) was. Dan ging ik op zoek naar de puntjes in mijn aardappel. Kon ik deze puntjes tellen? Hebben alle aardappelen evenveel van die puntjes? Die donkere vlekken? Hoe komen die daar? De betekenis van donkere plekken kan zijn dat een aardappel gestoten is. Is een aardappel wat groener dan heeft dit te maken met het licht.

Het bleef niet alleen bij kijken. Ik rook aan de aardappel. De aardappel heeft een verschillende geur wanneer ze rauw of gekookt is. Een aardappel koken met schil en zonder schil gaf ook een andere geur. Waarom één aardappel met schil en één zonder schil koken? Zo ondervond ik dat het makkelijker was de schil van de aardappel te verwijderen wanneer ik geen materiaal heb, of misschien moet opletten bij het gebruik van materiaal. Niet alle materiaal is dan ook geschikt voor de peuterleeftijd. Ik zocht ook naar materialen waarmee ik de aardappelen zou kunnen snijden, schillen, pletten...

Nu ben ik al bezig met techniek. Een aardappel schillen wanneer ze gekookt is, gaat wel gemakkelijk. Een aardappel schillen met een mes, hiervoor moet ik weten hoe ik mijn mes vasthoud, het soort mes: een aardappelmes, een dunschiller, vergelijken met een boterhammes, een plastiek mes. Het verschil is me al vlug duidelijk. Hoe scherper je mes, hoe beter het schilt. Toch kan je met een plastiek mes in een aardappel snijden. Ongeacht of het makkelijk of moeilijk is, je hebt er wel geduld en tijd voor nodig.

Pletten kan ik ook met allerlei materialen, een rauwe aardappel pletten, moeilijk: hoe dikker de aardappel, hoe groter de teleurstelling, een dun stukje rauwe aardappel zou je platter kunnen duwen, maar een gekookte aardappel is het best! Pletten kan met een vork, een lepel, met mijn handen, met een stamper en waarschijnlijk nog wel wat materialen.

Zo kom ik ook op proeven. Ik ontdek op internet dat eten van een rauwe aardappel giftig is. Dus dit heb ik niet geprobeerd. Een gekookte aardappel proeven betekent dan ook wat anders. Aardappelen die pas gekookt zijn, of aardappelen die gekoeld zijn geeft toch een andere smaak. Bovendien merk je de verschillen op tussen warm en koud. Aardappelen kan je variërend klaarmaken, dus bieden dan ook heel wat ontdekkingskansen (denk maar aan de frietjes, puree, kroketten,...) Ik vind zelfs dat een aardappel koken in schil, nog anders proeft dan een aardappel gekookt zonder schil.

Aan de aardappel kan je nog zoveel dingen ontdekken. Ziehier enkele tips:
Tips van Opa Sluis: (boek lekker en gezond)
• Bewaar aardappelen op een koele, droge en donkere plaats.
• Aardappelen die je te lang en te warm bewaart, krijgen uitlopers (spruiten), die de aardappels taai maken.
• Aardappelen die je te vochtig bewaart (bv. in een plastiek zak zonder gaatjes) gaan schimmelen en rotten.
• Aardappelen die je in het licht bewaart, krijgen ook makkelijk uitlopers. Bovendien bevordert licht de afbraak van vitaminen en groenkleuring.
• Aardappelen die je te koud bewaart, zullen sneller uitdrogen en het zetmeel zet zich om in suikers waardoor de aardappelen een onaangename zoete smaak krijgen.
• Hoe meer suiker een aardappel bevat, hoe bruiner de frieten.
Dit zijn dan ook uitdagende proefjes die je kan uitproberen met de kleuters!

Als je kijkt naar de oorsprong van de aardappel, kom ik weer tot de aardappelplant. De aardappelplant komt er ook niet zomaar. Gelukkig zijn er boeren die velden bewerken en klaarmaken opdat aardappelen geplant kunnen worden. Toch boeiend als je zou kunnen kijken in de grond hé. Hoe zou de plant in feite ontstaan? Hoe komt het dat er aardappelen aan deze plant groeien?

Groeiproces:
De aardappels groeien onder de grond aan de wortels van de aardappelplant. Een aardappel is echter geen fruit. Je hebt één aardappel nodig om een stuk of twaalf nieuwe aardappels te krijgen. Zo krijg je een moederknol. In de aardappel zelf zitten er ook putjes/ogen. Uit die ogen groeien uitlopers die we spruiten noemen. Dat zijn die worteltjes op een aardappel. Pas als de moederknullen voldoende spruiten hebben worden ze gepoot. Dat gebeurt meestal in april. De stengels groeien omhoog uit de grond en vormen bladeren. In april maakt de boer ook het veld klaar. Hij gebruikt mest op het land dat dient als voedsel voor de aardappelplant. Met een speciale pootmachine legt de boer de moederknollen in rijen op het veld.

Deze rijen worden ruggen genoemd. In mei maakt de boer de ruggen hoger met een freesmachine. De plant krijgt dan voldoende losse grond om knollen te vormen. Door die losse grond gaat het oogsten makkelijker. Met een vrees werkt de boer het onkruid onder de grond. In de zomer controleert hij het veld op ziektes en plagen. De planten krijgen nog wat extra voedingsstoffen in de vorm van kunstmest. Als het te droog is, laat de boer het veld besproeien. Het veld staat nu vol met planten. Onder de grond gebeurt iets wonderlijks. In juni is de moederknol verschrompeld. De wortels halen voedsel uit de aarde en daarmee vormt de plant nieuwe ondergrondse stengeldelen, die het voedsel in zich ophopen. Zo worden er ook kleine knolletjes gevormd. Elk knolletje groeit uit tot een aardappel. De moederknol verschrompelt omdat de stengels en de wortels al het voedsel nodig hebben. Als de knolletjes onder de grond aardappels zijn geworden, is de plant boven de grond ook dood. Na de bloei kunnen de aardappelen gerooid worden. Eerst worden de bladeren afgebrand, weggespoten of platgeslagen. Daardoor stopt de groei van de knollen. Dan komt de boer met de rooimachine op het land. Deze machine haalt de aardappelen uit de grond en op hun beurt worden ze naar bewaarschuren gebracht.

Wanneer ik mijn eigen plant bekijk, dan zie ik nu nog maar kleine blaadjes. Ze zijn al wel groter dan enkele bezoeken terug (bezoek aan boer). De blaadjes zijn eerst klein en opgevouwen, en langzaam aan worden ze groter en spreiden ze zich uit. De plant zelf is nog ten volle in groei. De blaadjes zijn mooi groen. De stengel die uit de grond is opgekomen, is nog dun en kort. De blaadjes zijn mooi verdeeld. Eigenlijk vind ik het best nog wel kleine blaadjes. Ik zie nu nog geen bloemen aan de blaadjes.

De bloemen komen er pas aan, als de plant groot genoeg is. Elk bloempje heeft een aantal oranjegele meeldraden. De stamper steekt als een groen staafje tussen de meeldraden naar buiten. Deze stamper wordt door een bij bevrucht. Als een bloem bevrucht is, groeit elke stamper uit tot een groene bes. In de bes zitten zaadjes. Dat zijn die witte pitjes. Als de zaadjes rijp zijn, vallen ze op de grond, en kunnen er nieuwe aardappelplanten uitgroeien. De oude aardappelplant sterft na enige tijd af. Dan zijn de aardappelen onder de grond, klaar om geoogst te worden.

Hoe beleven de kleuters dit moment?
Naar aanleiding van waarnemingsprikkels, vragen, onderzoeksvragen,... komen we tot een gericht onderzoek. Het was enorm boeiend om te zien hoe zij hun eerste contact legden met de aangeboden aardappelplant. Het was geen lesje, maar een gerichte activiteit die aanzet tot leren. De 5 kleuters die in mijn groepje zaten waren zo verschillend. Je had er die op tafel kropen om maar in de aarde te zitten en nog meer op zoek te gaan naar de aardappelen. En je had kleuters die plots ontdekten dat hun handjes vuil werden door aan de aarde te komen.

Boeiend om te zien hoe verschillend de ontmoetingsdrang van deze kleuters was. Ik liet hun wat kennismaken. De kleuters hadden nog niet gedacht aan hulpmaterialen. Vooral met hun eigen lichaam gingen ze spontaan te werk. Ze grabbelden in de aarde, zochten hun persoonlijke aardappel en pas dan kon de aardappelbak/plant van tafel om gericht te gaan kijken naar hun favoriete aardappel. Ik hoorde verschillende reacties. Mijn aardappel is groot, mijn aardappel heeft de vorm van een hartje, mijn aardappel heeft rimpeltjes, mijn aardappel is vuil...

Geweldig! Ik bood hun enkele vergrootglazen aan. Oei, vergrootglazen, wat is dit voor deze leeftijd en voor deze kleuter? Wauw, ik heb een hele grote patat. Leren kijken door, handeling om het vergrootglas vast te houden... Ook naar aanleiding van de opmerking: vuile aardappelen, vonden zij een borstel waarmee ze hun vingertjes zuiver krijgen, een tandenborstel,... En boeiend was om te zien, dat zij de aarde van hun aardappel op deze manier verwijderden. Ook water kwam aan bod. Want aardappelen spoelen in water is toch de meest aangewezen manier. Bovendien merkten ze dan ook nog dat het water weer vuil werd door de aarde weg te spoelen.
Naar aanleiding van enkele gerichte vragen, gaan we vergelijken. Dit tussen een gekookte en een rauwe aardappel. We merken weer nieuwe dingen op. Een gekookte aardappel met schil en een rauwe aardappel met schil. Kunnen we een rauwe aardappel schillen? Hoe? Met wat? De kleuters namen hun nageltjes, maar dat bleek niet goed te lukken. Zo namen ze een broodmes, een plastiek mes, zelfs een vork. Maar Hailey merkte al gauw dat het met een gekookte aardappel wel ging met haar vingers. En zij toonde fier het resultaat van haar geschilde aardappel.
Zo onderzochten we ook welke aardappel goed te pletten viel en welke niet? En probeerden we ook met verschillende hulpmaterialen dit toe te passen. Ook al zijn deze kleuters nog klein, toch kan ik zeggen dat ze niet te onderschatten zijn! Ze verwoorden wat ze doen, ze proberen spontaan uit. Ze zijn vooral niet geremd. Ze bekijken alles en nog!

Mijn leerproces:
Ik zelf heb door te onderzoeken heel wat andere dingen van een aardappel te weten gekomen. Veel gerichter op wat ik aan de kleuters wilde meegeven, indien ze nood zouden hebben aan nog meer info. Kleuters zijn onderzoekers. De juf is er bij, maar zelf ontdekken is veel leerrijker en boeiender voor hen dan: Dit is... en dat ...
Je vind veel uitleg op internet, maar hoe meer je zelf gebruik maakt van de zintuigen, hoe interessanter. Ik ben super enthousiast over het feit dat ik een echte aardappelplant heb kunnen bekomen. Dit is uiteindelijk de impressie geweest die de kinderen nodig hadden om deel te nemen aan de activiteit. Daarnaast had ik nog enkele prenten opgehangen tegen de kast. Niet zozeer om de prenten te bespreken, maar eerder ter ondersteuning van de boer die zijn veld klaarmaakt, de aardappelen die uitgroeien tot planten. En hoe de aardappel onder de grond nog meerdere nieuwe aardappelen kweekt. Het valt hier ook op wie niet vies is om zijn handjes vuil te maken. Wie spontaan durft te ontmoeten. De kleuters die dan eerder spraken over vieze handjes, stimuleerde ik toch om deel te nemen. Ik verwoorde onder andere dat hun handjes sowieso gewassen konden worden, of dat ze ook een lepel mochten nemen of wat ander materiaal...

Doelen:
Overkoepelende doelen:
0.1 De kleuters willen meer te weten komen over de wereld in al z’n dimensies, hier en elders, vroeger en nu, door met aardappelen te experimenteren ontwikkelen ze hun attitude om waar te nemen, te exploreren. Ze kunnen ook plezier beleven aan de speelse opdrachten die erbij horen.

0.9 De kleuters kunnen ook nauwkeurig waarnemen met al hun zintuigen, dit houdt in dat ze volop kunnen kijken, ruiken en ontdekken hoe de aardappel eruit ziet, indien hun lichaam te beperkt wordt kunnen ze ook leren hulpmaterialen te hanteren....

0.11 De kleuters kunnen kwalitatief en kwantitatief vergelijken, naar aanleiding van de verschillen in aardappelen kunnen ze gelijkenissen en verschillen opmerken (geur, vorm, kleur, smaak)…

Taal:
Ad.8: De kleuters kunnen mondelinge boodschappen van anderen verwerken en eigen boodschappen mondeling aan anderen overdragen, onder meer in relevante situaties binnen en buiten de school, op een voor zijn niveau doeltreffende en verzorgde wijze. Dit kunnen ze ervaren door allerlei onderzoeken op hun zelfgekozen aardappel uit te testen, te verwoorden voor zichzelf maar ook naar anderen toe!

Ad.21 De kleuters trachten situatiegericht te spreken, door met materialen: aardappelen en andere hulpmaterialen om te gaan, doen zij belevingen op, die ter plaatse verwoord en beleefd worden.

dinsdag 19 april 2011

Techniek:

Vanuit de blog van Natalie, onderdeel techniek in huis: ben ik voor mezelf ook gaan nadenken hoe ik met techniek bezig ben en dit met kinderen.
Het was voor mezelf ook een vaststelling dat ik weinig omga met techniek wat betreft kinderen, maar voor mezelf hier in huis wel wat kan.
Dus een werkpunt:
Hoe kan ik techniek aanbrengen met kinderen?

Ik zocht een moment uit dat de kinderen uit de familie hier waren. Het werd eenvoudig: ‘een spel kaarten en bierkaartjes’. Siemon en Yarno verveelden zich. Ik vertelde: toen ik klein was, had ik bijna geen speelgoed. Ik speelde vooral buiten en gebruikte mijn fantasie: een watervat werd mijn paard, het uiteinde van een vislijn = mijn microfoon,... We gingen zelden eens weg, en als we weg gingen, vonden we het altijd leuk om vliegers te maken, of kaartenhuisjes.

Aha, zei Yarno: heb jij dan kaarten of bierkaartjes. Ik vroeg hem wat hij ermee wilde doen: ja een kaartenhuisje maken. Ik dacht bij mezelf: waarom niet! Op mijn verzamelkamer zal ik dat wel ergens vinden. Ik bood de jongens dus bierkaarten en een kaartenspel aan.

Actieplan:
Samen met de 2 jongens kaartenhuisjes bouwen: materiaal: kaartenspel en bierkaarten.
Kijken naar hoe de jongens omgaan met techniek, handelingen, geduld, emoties.
Gradatie zoeken op wat we kunnen.
Variaties: bouwen met andere materialen
Werken met een plan?

De jongens zijn alvast geboeid bezig om enkele kaarten al recht zien te houden. Ze vertrekken van twee kaarten tegen elkaar zetten. Zo bouwen ze hun kaartenbouw op...
Na vele frustraties en omvallen kwamen ze tot een eenvoudige constructie. Ze beseften dat ze hun handen/vingers heel strak moesten houden om de kaarten tegen elkaar te zetten. Uiteindelijk hadden ze een eerste verdiep, een tweede verdiep... Ze bouwen naargelang hun eigen fantasie en op hun eigen tempo. Hier en daar lopen ze vast en dan probeer ik bij te springen. Ze leren ook voorzichtig zijn met het plaatsen van de kaarten want o wee als je plotseling tegen een kaart duwt, dan valt het om, met vaak teleurstelling en gejammer.

Siemon is net 7 geworden, Yarno 8, maar qua niveau liggen ze heel kort bij elkaar. Het materiaal zoals blokken bekijken ze praktisch niet meer. Toch wil ik hun proberen te stimuleren om wat technisch , motorisch te laten handelen. Hun vervelen klonk me niet lekker in de oren. Zoveel materiaal, maar materiaal waarop ze uitgekeken zijn. Ik gaf hun wat tips met hun bouwblokken, jullie kunnen elkaar nabouwen, of eens kijken op internet, ... Maar nu gingen ze spontaan verder met de bouw van hun kaartenhuisjes.

Huisjes laten bouwen met kaarten, bierkaarten, ... zou ik zelfs in de 3de kleuterklas aanbieden. Het is ander materiaal, maar materiaal waarmee ze ook weer leren. Leren rustig te zijn, geconcentreerd te zijn, eigen huisjes en muren bouwen, bouwen volgens een plan, omgaan met wauw en pech, zoveel mogelijkheden.

Mijn leerresultaat:
- Je kan met meer bouwen dan enkel met blokken: kosteloze materialen, kaartenspel, ...
- Elke bouwtechniek is anders, het vergt concentratie en geduld.
- Bouwen kan je aanpassen aan het niveau van het kind (variatie/gradatie)
- Soms is stimulering nodig. Een persoon die een tip geeft, internet: opzoeken van een plan, een boek,...
- Je bouw een lat hoger willen leggen, concreet evalueren en aanpassen.
- Soms ervaren dat als je huisje ineenstort, en weer opnieuw beginnen: dit is niet altijd gemakkelijk voor een kind (reactie: zeeeeeggg, ik doe niet meer, stomme kaarten)
- Techniek gaat echt wel om volhouden, aanpassen, opnieuw beginnen, niet opgeven, grommen, blij zijn....


Leerplandoelen:
6.11 Kinderen kunnen zeggen aan welke eisen een bestaande constructie en een constructie die ze zelf willen maken moet voldoen, dit houdt in dat ze o.a. kunnen zeggen dat een eerste verdiep bij de kaarten stevig moet zijn om er een volgend verdiep op te bouwen.
6.13 Kinderen kunnen een constructieactiviteit of een bereiding correct uitvoeren, ze kunnen een eenvoudig visueel voorgesteld plan zelfstandig uitvoeren.
6.15 Kinderen kijken kritisch naar een zelfgemaakt product of bereiding, ze kunnen voor zichzelf controleren of een zelfgemaakt product voldoet aan de zelf vooropgestelde eisen, verbeteringen aanbrengen aan een product na evaluatie.

Hoe kinderen zichzelf kunnen terugvinden:

Miguel en Elien zijn sinds 4 oktober 2010 hun papa kwijt. Iedere keer dat ik deze kinderen zie, merk ik dat ze zichzelf niet zijn. Elien is het petekindje van mijn vriend. Vanuit mijn opleiding als leerkracht, maar vooral voor mezelf wil ik zo graag een manier vinden dat deze kinderen weer kunnen genieten. Ik merk aan hun reacties dat ze vaak hun papa missen, dat ze erover willen vertellen. Miguel is vaak iemand die zegt: ik kan dat niet. Hij laat dan zijn hoofdje hangen. Ik wil graag proberen hun van zichzelf laten genieten, van hun kunnen, dat ze ergens wat kunnen verzamelen waardoor ze merken: Aha, dit ben ik! Dit kan ik! Dit is van mij!

Mijn leerwens:
Een manier zoeken om Elien en Miguel (2 kleuters van 4 en 6) weer goed te laten voelen nadat papa gestorven is. Maar rekening houdend dat er later in mijn klas ook nog kinderen kunnen zijn die zich emotioneel niet zo goed voelen.

Actie:
Een gesprek voeren met een zorgleerkracht op school.
Via informatie van deze zorgleerkracht kijken naar: tv.klasse > reeksen > Proeftuin > Trots zijn doet geen zeer

Ik begin dit filmpje te kijken:
Wat zie ik:
Een eigen doos! Hierin zitten dingen die van zichzelf zijn en waarover zij kunnen en willen praten.

Redenering in mijn hoofd:
Dit is zeker en vast een middel dat ik kan uitproberen.

Actie:
Kim en ik halen de kinderen, we zorgen voor een leuke namiddag: we gaan naar een speeltuin, eten een pannenkoek en gaan weer naar huis. In de auto wordt er ook over papa gesproken. Mijn papa is in de hemel. Die kan niet meer met ons spelen. Dat is niet eerlijk. Je kan dan wel voorstellen hoe pijnlijk dit is. Maar anderzijds kunnen we hun op dit moment ook wel warm krijgen om iets voor papa te maken. De kinderen willen graag tekenen, ze tekenen hun beleving van de dag. Trots zegt Elien, die is voor mijn papa. Maar ik kan de tekening niet geven! En nu, Ann? Ja en nu... Vanuit het gesprek met de zorgleerkracht en hetgeen ik zag op TV klasse dacht ik, misschien kunnen we ook nog een verzameldoos maken. Hierin steken we alles waarover we fier zijn. Of wat een speciale betekenis heeft. En dit zo gezegd, zo gedaan. De dozen werden versierd en hierin legden beide kinderen hun tekening.

Ik gaf hun mee dat dit misschien wel hun schatkist kon worden, of hun doos waarin ze alles kunnen steken waar ze fier op zijn, wat gaat om gevoelens, dingen die ze aan papa willen geven...

Wanneer we de kinderen terug tot bij oma brachten, lieten ze deze doos meteen zien. Kijk oma, we hebben bij Ann die doos gemaakt. Mijn schatkist! Er zit een tekening in voor papa,.... Ik merkte dat deze doos toch wat resultaat had. Misschien is dit een manier om hun verdriet wat weg te werken, of hun ‘eigen kunnen’ in te verzamelen. Ik kon aan Elien merken dat ze hier fier op was om Miguel zeker maar niet te vergeten want hij was er ook weg van. Ik moest even op mezelf denken toen ik 6 jaar was en zelf een juwelendoosje kreeg met een dansende ballerina....

Deze doos kan heel wat betekenis krijgen. De kinderen kunnen er van alles in verzamelen. Zo leren ze selecteren wat belangrijk is voor hun, er over praten, hun eigen kunnen waarderen, leren fier zijn op zichzelf, vergelijken: wat zit er in jou doos, dit zit in mijn...

Een doos kan veel betekenis brengen naar gevoelens (gevoelensdoos), of naar resultaat: dit kan ik al, dit is belangrijk voor mij... Een leerdoos.

Mijn leerresultaat:
- Een kind kan op zijn eigen manier dingen selecteren en bewaren naar gelang wat het voor hun betekent.
- Ze vertellen graag wat er inzit en tonen dit ook graag.
- Ook andere personen kunnen de inhoud van de doos bekijken en bewonderen.
- Wat bij Miguel en Elien me sterk opvalt is met wat ze bezig zijn (een tekening voor papa, of een boze tekening, een tekening van Miguel en Elien, Ann en Kim: dingen die voor hun belangrijk en betekenis hebben.
- Miguel en Elien vergelijken hun doos met elkaar, zo leren ze elkaar beter kennen maar ook zichzelf. Dit is ook goed om in de klas met de kleuters te doen.
- Zoals in het filmpje terug te zien is, je kan op allerlei manieren omgaan met zo’n doos, de kleuters de doos laten meenemen naar huis en er wat instoppen, maar ze evengoed een voorwerp/tekening.. mee nemen naar de klas en het is de klas vertellen.

Leerplandoelen:
Basisattitudes:
0.4 Kinderen leven waardengericht, dit betekent dat ze hun waarnemingen, ervaringen en handelingen toetsen aan waarden als genegenheid, goedheid, respect, eerlijkheid... maar ook dat hun verontwaardiging uiten telkens ze worden geconfronteerd met een infreuk op één of meer van die waarden.
0.8 Kinderen ontwikkelen tot autonome leerders, dit betekent dat ze zelf kunnen initiatief nemen, creatief zijn, dat ze zelf manieren zoeken om zich te uiten.

Mens en medemens:
4.1 Kinderen ontwikkelen een gedifferentieerd beeld van zichzelf, dat houdt in dat ze ervaren, vaststellen en uiten welke mogelijkheden en beperkingen zijzelf hebben, maar ook dat ze kunnen inschatten welke taken ze aankunnen en met welke taken ze moeilijkheden hebben.

4.2 Kinderen ontwikkelen vertrouwen in eigen mogelijkheden, dat betekent dat ze ook in zichzelf en in hun kunnen mogen geloven en dat ze in hun mogelijkheden verder ontwikkelen.

Mens en zingeving:
2.5 Kinderen zien in dat elke mens ‘iemand’ is, ‘iets betekent’ en op de een of andere wijze blijft voortleven in de herinnering van anderen, dat houdt in dat ze ervaren en uiten dat anderen de herinnering aan (overleden) personen levendig houden door gesprekken, afbeeldingen, koestering van hun materiële of geestelijke nalatenschap,... Ze ervaren, stellen vast en uiten dat de herinnering aan mensen levendig blijf door wat ze nalieten aan objecten, realisaties, ideeën,...

2.6 Kinderen worden zich bewust van hun eigen levensverhaal en van de samenhang ervan met andere levensverhalen, dat houdt in dat ze vragen en bedenkingen durven en kunnen uiten bij zowel zeer prettige als zeer pijnlijke momenten in hun leven of dat van anderen.

Expressie:
Kinderen houden rekening met verschillende schoonheidsaspecten als ze zelf iets maken of uitdrukken, dat betekent dat ze voor zichzelf nagaan met wat ze tewerk gaan en op welke wijze.

woensdag 3 november 2010

Moet je kijken: Dino's...

Miguel is gek op zijn speelgoed-dino’s. Ook mijn zus haar kindje Dilano, loopt steeds rond met een dinosaurus. GRRR, zeggen de beide jongens. Het verschil tussen Miguel en Dilano is echter wel de leeftijd. Dilano is bijna 2 jaar en speelt zonder nadenken. Miguel is 6 jaar, en ja hoor, grote interesse. Ondertussen speelt Elien ook mee. Elien is 4 geworden. Zij maakt er een echt spel van. Hoe heet je dino? Die ene dino is dikker en groter... Mijne dino heeft honger...

Hieruit ontstaat interesse. Ik ken zelf maar 1 soort dino. Stom eigenlijk dat ik op dit moment niet meteen mee kan. De kinderen zijn trouwens enorm bezig met hun spel. Omdat ik niet meteen de juiste info kan bezorgen, en deze kinderen het ook niet weten, beslis ik om naar de bibliotheek te gaan en hier info te gaan opzoeken.


Leerwens:
Ik stel vast dat ik niet zo veel weet te vertellen over de dino’s. Dus ik moet zelf aan mijn info komen!

Actie:
Ik ga naar de bibliotheek, en zoek informatie op.
Ik zoek de dino’s die wij hebben in speelgoed op in het boek.
Na de info, vertel ik een verhaal met de dino’s die we hebben.
Ter verwerking van de info: leg ik materiaal klaar = schoendoos, prenten van dino’s om in te kleuren, scharen, stiften, ... We maken een kijkdoos van onze dino’s.
Ik stel voor om eens naar een museum te gaan.

Leerresultaat:
Dit is wat wij geleerd hebben:
Wij hebben de volgende dino’s in het bezit:
• De Iguanodon: Ik ben de 2de soort dinosaurus die gevonden werd. Mijn tanden lijken op die van een leguaan = een hagedis die ook planten eet. Mijn naam betekent: Iguano = leguaan en odon = tand. Mijn lichaam is rond en niet te groot en als ik wil, kan ik op 2 of 4 poten lopen.
Ik ben een planteneter.

• De Stegosaurus: ik heb een benige knots op het uiteinde van mijn staart. Mijn staart is een krachtig wapen om me te beschermen. Mijn platen op mijn rug zijn te zwak om aan te vallen. Ik ben er wel stoer mee! Ik ben een planteneter.

• De Tyrannosaurus rex: Ik ben Tyran, mijn armen zijn heel klein, maar mijn lichaam is groot. Ik heb een hoofd (schedel) met lange kaken. Ik ben een snelle jager, met vlijmscherpe tanden. Ik heb heel korte klauwen en kan niet goed grijpen... Ik ben een vleeseter. Vele dino’s hebben bang van mij.

• De Brachiosaurus: Ik ben Brachio. Mijn nek is 6,4 meter lang. Mijn nek is veel langer dan die van een giraf (2 m lang). Ik hou mijn hoofd opgeheven. Ik heb ook maar een klein hoofd. Ik ben een planteneter. Door mijn erg lange nek, kan ik goed aan lekkere, malse blaadjes van de hoogste bomen trekken.

• De Pterodactylus: Ik ben geen echte dinosaurus. Ik ben wel familie ervan. Ik leefde in dezelfde tijd. Ik eet rondvliegende insecten en vang vis in de meren en in de zeeën. Ik heb ook tanden en klauwen.

Beknopte info over dino’s:
Wij dino’s leefden heel wat miljoen jaren geleden in groepen met pasgeboren jongen, oudere jongen en volwassen dieren. De vleesetende dino’s behoren tot de groep Theropoden en liepen op twee poten. De grote plantenetende Sauropoden liepen op vier poten. De planteneters werden aangevallen door de grote vleeseters. De enorme Sauropoden waren zo groot dat ze geen vijanden hadden. Sommige planteneters konden ontkomen door hard weg te lopen. Veel mensen denken dat dino’s behalve erg groot, ook erg dom waren, maar dat is niet waar. Zo dom waren niet alle dino’s.

Wij dino’s legden ook wel eieren, wel 10 tot 30 eieren per keer (in een nest ter bescherming). Zo plantten we ons vele jaren geleden verder. Nu zijn wij uitgestorven.

Een interessante vraag is: waardoor stierven ze uit? Enkele mogelijke antwoorden hierop zijn: doordat de lucht veranderde en ze niet meer konden ademen, omdat ze te groot werden, te zwaar werden en zich niet meer konden bewegen zonder om te vallen, niet genoeg voedsel meer vinden... Het klimaat op aarde veranderde zodanig.

Miguel vertelt nog steeds over zijn dino’s. Ook Elien is geboeid door haar kijkdoos. Oma Bost heeft dan ook al heel wat bijgeleerd over de soorten dino’s die zij in huis hebben. O.a. door het opzoeken en vertellen van info, door een verhaal te vertellen met de speelgoed-dino's, door het verwerken van de info in onze kijkdoos.

Boekentips:
MOET JE KIJKEN: DINOSAURIËRS
DINOSAURUSSEN: KETNET (KETNET WEETJES HUIS)
BIJ DE DINO: KIJK, VOEL EN ONTDEK
TEKENBOEKJES

Vanuit de boeken merken we ook nog andere soorten dino’s op. Voor ons was het vooral belangrijk om te weten welke dino’s wij in huis hebben. Het verhaal en de kijkdoos heeft als reden om nog wat ' extra's ' aan te bieden aan dit moment!

Leerplandoelen:
Mens en natuur:
7.4: De kinderen kunnen ervaren en uiten hoe mensen, dieren en planten onderling verschillen in uiterlijk en gedrag (overlevingsomstandigheden, milieuomstandigheden, individuele aanleg,...).
7.6: De kinderen ervaren dat een aantal functies (voeding, ademhaling,...)noodzakelijk zijn of waren voor het in leven blijven van een dinosaurus.
7.7: De kinderen zien in dat mensen, dieren, planten aangepast zijn aan een leefwijze in een bepaald milieu. Vanuit ons onderzoek ervaren en beseffen ze dat milieufactoren een invloed hebben op dieren (uitsterving). Ze ontdekken ook welke bescherming nodig is tegen vijanden.

donderdag 16 september 2010

Culturen rondom ons...

We hebben een Indisch jongetje in onze peuterklas. Het verraste me dat het haar van een jongen zo belangrijk is. Dit zou zelfs heilig zijn voor deze mensen.
Ik stel vast dat ik van deze cultuur helaas niets weet. Nog meer, ik heb bijna geen kennis over geen enkele cultuur.

Mijn leerwens:
Ik wil meer te weten komen over verschillende culturen.

Actie:
Ik ga info opzoeken in de bibliotheek. Een boek over cultuur en samenleving kan me helpen.

Leerresultaat:
Ik zocht eerst en vooral info over de Indische culturen, maar merkte al gauw in de bibliotheek dat er nog heel wat andere culturen zijn waarvan ik niks van afwist.. Dus naar aanleiding van het opzoeken van info, ging mijn leerpad plots veel breder worden.

Ik las o.a. volgende boeken:
Een vleugje India (Voedsel en Feesten) van Mike Hirst
Kinderen Wereldwijd in samenwerking met Unicef
Het boek: E.G.K.O.: Juf tussen culturen.


Het boek over India gaf me info over
• India zelf en wat men eet, voedsel en landbouw, een hindoebruiloft, de Ramadan, verjaardag, gebruiken rond rijst,...

Het friste echt wel mijn geheugen op, en ik merkte bij mezelf dat ik toch maar weinig van hun manier van leven wist. Ik merkte vanuit het boek dat zij heel wat moeite moeten doen om rijstkorrels uit te spreiden in de brandende zon van Tamil Nadu in Zuid-India. Rijst en brood zijn heel belangrijk in India. De zon heeft daar ook zijn doelen, en ook water is nodig om de rijst te kunnen laten groeien.

Opmerkelijk vond ik dan ook hoe een hindoebruiloft er uitzag. Dit is één van de belangrijkste gebeurtenissen in hun leven. Iedereen is dan ook welkom om mee te feesten. Het feest zelf is zo belangrijk. Men is er echt dagen mee bezig om dit zo goed mogelijk te laten verlopen. Zang, dans, eten, een feest dat wel drie dagen lang kan duren. Dit brengt me dan wel op de leerweg dat Hindoes vegetarisch zijn. Opnieuw iets wat ik geleerd heb. Geen vlees eten! Maar wat voorzien zij dan op hun feest? Grote keuze in pittige groentegerechten. Hun geloof toont aan dat koeien heilige dieren zijn en dat zij dus nooit rundvlees eten.

Zo kom ik weer op het haar van de Indische jongens. Ik vind er echter niet veel van in dit boek, toch werd ik me ervan bewust dat het haar van de jongens ook weer wat heiligs is en o.a. één van de manieren is om hun geloof te uiten.

De trouwplechtigheid zelf wordt ook zo geweldig verteld dat ik er echt wel respect voor heb, het is niet zomaar een witte jurk voor de bruid. Typische benamingen voor het kleed van de bruid: een felrode sari met gouddraad. Haar handen zijn versierd met hennaverf in patronen, ze zit onder een baldakijn tegenover de bruidegom en voor een heilig vuur. Een geestelijke legt een koord om de schouders van het bruidspaar om ze te verbinden. Dan lopen bruid en bruidegom nog 7 x rond het vuur om aan te geven dat ze de rest van hun leven samen zullen doorbrengen.

Naast de Indische culturen, dacht ik weer verder na. Dit is maar één cultuur. Hoe is het dan met de andere culturen gesteld...

Vervolgens las ik het boek over kinderen wereldwijd. Het boek beschrijft heel duidelijk waar je ook komt, dat kinderen met dezelfde dingen bezig zijn. Ze spelen graag met de bal, ze spelen graag verstoppertje, gaan graag naar school...

Wanneer ik de info over kinderen en landen lees, lees ik hier over 31 verschillende landen. Van Zuid-Amerika tot Zuidoost-Azië,...

Wat een verschillende culturen, en toch merk je heel wat gelijkenissen. Ik leer hier weer uit hoe verschillende culturen grootgebracht worden. Voor sommige met heel minieme spullen. Amaai zeg, kinderen die 's morgens al 300 oesters openen voor de school begint en nog eens 200 oesters na school..., zodat zij deze kunnen verkopen aan restaurantjes en dergelijke. Dit geld dient o.a. voor de studies van de kinderen.

Wat hebben wij het hier toch wel heel goed hé. Maar toch merk ik aan de beschrijvingen dat al die verschillende soorten kinderen toch gelukkig zijn, met wat zij hebben. Ze willen allemaal graag vooruit gaan in hun leven. Iets betekenen: studeren om bv. zelf een rijstkwekerij op te bouwen, om gewoon in het monniken leven te stappen om eenvoudig te leven! Sterk hoor, als je zulke beslissingen voor jezelf op jonge leeftijd kan nemen.

Verder brengt mij dit naar de mediatheek waar ik een boek vind van E.G.K.O.: Juf tussen culturen:
Het verrast me opnieuw hoe moeilijk het wel is om tussen verschillende culturen te leven. Wat weten wij daarvan? Hoe pakken we dit aan?
Ik stel voor mezelf vast dat het toch wel belangrijk is als juf om rekening te houden met verschillende items wanneer je verschillende culturen in je klas hebt.

Dingen die ik vanuit het boek ervaren heb is:
• Bezig zijn met kinderen: in een extra uur: op niveau van taal, onderzoek doen naar wat hun interesseert en daarop verder ingaan.
• Praten met hun ouders: hoe leven zij? Wat is voor hun belangrijk en van daaruit materiaal in de klas aanbrengen.
• Hoe kan ik omgaan met hun taal? Wat als ik als juf hun gewoon niet versta? Ik kan misschien best enkele uitspraken noteren die anderstaligen kunnen verstaan, zodat ik ze op momenten van nood, troost,... kan ter hulp staan.
• Rekening houden met hun geloof en feesten: Wat met Sinterklaas? Ramadan?
• Vreemde culturen integreren in mijn klas, samenhorigheidsgevoel, een thema invoeren waardoor wij Belgen ook kennismaken met andere culturen.

We staan er niet altijd bij stil wat het is om in een multiculturele samenleving te leven. Het vraagt zeker begrip voor de juf hebben om te ontdekken wat dergelijke culturen allemaal doen. Maar ook als juf begrip tonen aan de kinderen om hun wereldje te laten samenvloeien met dat van ons...

Ik raad het wel aan om eens na te gaan hoe belangrijk de multiculturele samenleving wel wordt!.

Leerplandoelen:
Ik hou rekening met de volgende doelen:
Mens en samenleving: 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5

zondag 5 september 2010

Vakantie: Tenerife: Hagedissen















Tenerife:
In de zomer ben ik naar Tenerife geweest. Het was er warm, zonnig, mooi, geweldig,
Ik merk tijdens de vele wandelingen nogal wat hagedissen op. De hagedissen kropen tussen allerlei voor hun beschermende dingen(stenen, spleten, planten,…), althans dat lijkt zo. Waarom? Heeft die bang? Ik denk het. Op sommige plaatsen krioelt het van de hagedissen. Ik zit op een bankje, en merk dat er tussen de spleten van de uit kasseien gebouwde muur heel wat hagedissen komen piepen. Maar wanneer mensen dichterbij komen, deze weer zo snel als ze kunnen weg zijn.

Mijn explorerende grondhouding:
Ik stel vast dat ik me afvraag hoe die hagedissen er uitzien. Kan je ze aanraken? Kan je ze bekijken? Wat doet een hagedis? Waarvan leeft die?

Leerwens:
- Ik wil meer over hagedissen te weten komen, daar het boeiende beestjes zijn.
- Ik wil weten waarom ze bang hebben.
- Ik wil meer te weten komen over de soorten hagedissen.
- Ik wil meer te weten komen over: wat ze eten, hoe ze overleven, welke soorten er zijn…

Actieplan:
- Ik zoek info op over deze beestjes via internet.
- Ik probeer enkele van mijn gefotografeerde hagedissen te koppelen aan de info van internet: soort hagedis,…
- Ik probeer na te gaan of kleuters hagedissen kennen en boeiend vinden.

Leerplandoelen:
Mens en natuur: 7.6, 7.7, 7.8

Mijn leerresultaat:
Wat is een hagedis?
*) Een hagedis is een REPTIEL. Reptiel betekent: kruipend dier.
*) Hagedissen leven ook in ons land (duinhagedis, muurhagedis).
*) Ze zijn erg schuw. Als ze schrikken vluchten ze snel weg.
*) Een hagedis lijkt op een slang (Zijn lijf is lang en smal). Hij heeft een lange spitse staart. Zijn kop is plat en spits. Hij heeft tanden en een lange tong. Zijn tong gebruikt hij voor verschillende dingen, om te voelen, om te proeven en om water van een steen of plant te likken. De ogen van de hagedis zitten aan de zijkant van zijn kop. Achter zijn ogen zitten de oren.

*) De hagedis kan goed zien en horen. De hagedis heeft geen zachte huid. Hij heeft schubben, die zijn lijf beschermen en er voor zorgen dat hij niet uitdroogt. Zijn schubben hebben een schutkleur. Dat wil zeggen, de kleur van de omgeving waar hij leeft. Zodat hij niet opvalt voor zijn vijanden.

*) Ze leven bijna over de hele wereld, maar vooral in warme landen. Ze kunnen niet tegen de kou.

*) We noemen de hagedissen koudbloedige dieren. Als een hagedis te koud wordt, dan gaat hij een poosje in de zon zitten. Als de hagedis het te warm krijgt, kruipt hij in de schaduw.

*) Hagedissen barsten uit hun vel. Dan krijgen ze een nieuwe schubbenhuid. Als een hagedis volwassen is, gebeurt dat elke maand wel een keer. We zeggen dan: de hagedis is aan het vervellen.

* Het soort eten van de hagedis hangt af van het jaargetijde en van het soort hagedis. Het bestaat vooral uit insecten en spinnen, maar ook slakken, rupsen, vogeleieren, kleine slangen en jonge muizen. Soms eten ze ook fruit, bijvoorbeeld bramen en druiven.

Voortplanting


De mannetjes hagedissen worden eerder wakker uit hun winterslaap dan de vrouwtjes hagedissen. Ze gaan dan op zoek naar een vrouwtje. In het voorjaar zoeken de mannetjes een eigen gebied en laten ook zien dat het gebied van hun is.

Het wijfje schuift, al trappelend, vooruit, en het mannetje pakt haar bij de staart. Dan komt de ‘paringsmars' (kan wel een uur duren). Het mannetje gaat niet rustig te werk vaak houdt het vrouwtje er verwondingen aan over. Als hij haar bevrucht heeft laat hij haar na een paar minuten los. Hagedissenvrouwtjes paren met meerdere mannetjes. Want dan worden er veel eitjes bevrucht.

Op die manier sterven hagedissen niet uit. In het voorjaar heeft het Vrouwtje voor het eerst gepaard. Na drie weken is het vrouwtje al een stuk dikker dat komt doordat er nu eitje groeit in haar buik. Nu gaat ze op zoek naar een warm en veilig plekje om daar haar eieren te legen. Meestal zoekt ze een plekje bij rotsen en een beetje zandt daar is het lekker warm. Dan legt ze 5 tot 20 eieren die eieren zijn ongeveer 1,5 cm en 1 cm breed. Het vrouwtje gaat dan weg en de zon broedt de eitjes dan uit. Hoe wel de eieren in de grond goed beschermen zijn komen er toch niet zo veel uit. Na 4 tot 12 weken zijn de eieren bijna twee keer zo groot als toen ze gelegd werden. Dat komt omdat het eitje rekbaar is.

Nog één of twee dagen en dan komen de jongen hagedissen uit hun ei. De hagedisjes breken het ei als of het een veertje is. Het open scheuren doen ze met een klein tandje dat heet het eitand. Later verdwijnt die tand weer. Soms blijft het hagedisje nog een dagje in zijn ei zitten. De energie voor de eerste uren haalt het hagedisje nog uit de dooier. Daarna kruipt hij pas echt uit het eitje. Hij is dan ongeveer 6 cm lang en weegt ongeveer een half gram. Meteen als ze uit het ei komen gaan ze op zoek naar kleine spinnen, slaken of insecten Het duurt één tot twee jaar voordat de hagedisjes volwassen zijn en dat ze jongen kunnen krijgen. In die tijd groeien ze snel en gaan er anders uit zien.

Kortom: ik heb heel wat info teruggevonden over de hagedissen. Het is een boeiend diertje. Ik begrijp nu waarom de hagedis zo schuw is. Ik heb heel wat meer ontdekt over de hagedis en heb info kunnen koppelen aan reacties van deze reptielen doordat ik zelf heb kunnen ontdekken daar in Tenerife. Elien en Miguel hoorden me vertellen over deze vakantie. Ze waren geboeid door de foto's van de hagedissen. Al de info heb ik opgezocht en doorverteld, waardoor ze alleen nog maar meer vragen stelden... Nog leuker voor hun zou zijn om eens een hagedis in het echt te ontmoeten.

maandag 26 juli 2010

Mens en natuur


Mijn explorerende grondhouding:

1) Ik stel vast dat ik toch nieuwsgierig ben naar de zon, de maan, ... Nog meer werd ik er zelf van bewust, wanneer ik een studente Secundair Onderwijs met een boek bezig zag ter herhaling van haar examen. We praatten samen over de zon en de stand van de zon, en hoe boeiend dit is voor de middelbare school. Maar ik ben me ervan bewust dat ook kleuters geboeid zijn door de zon, de maan, de sterren, ... Later op de avond reed ik terug naar huis, en stelde ik mezelf de vraag, wat weet ik van de zon, de sterren, de planeet... Eigenlijk maar weinig, dus ik wil meer te weten komen over dit onderwerp.

Mijn concrete leerwensen:
Ik wil meer te weten komen over de zon, de maan, de aarde,de wolken... in de eerste plaats voor mezelf, maar ook om een antwoord te kunnen geven op vragen van kleuters.

Actieplan:
Ik zoek vooral informatie op via internet.
Ik probeer de opgezochte info te plaatsen en ga ook concreter kijken naar de stand van de zon, de maan, de sterren...
Ik zoek uit wat voor mij nuttige info is en hoe ik dit met kleuters zou kunnen toepassen.
Indien ik de kans heb, bezoek ik eventueel een leeromgeving (bv. het Planetarium) i.v.m. het zonnestelsel.
Ik zoek info over de Urania mobiel.

Leerplandoelen:
7.25 Kinderen zien in dat het weer de leefgewoonten van mensen beïnvloedt, en kunnen ook verschillende weertypes onderscheiden zaols hittegolf, storm,...
7.27 Kinderen beseffen dat de aarde een element is van de kosmos en kunnen hun bewondering en verwondering tonen voor het onmetelijke van de kosmos, de sterren, voor de verwezenlijkingen van de ruimtevaart.

Mijn leerresultaat:
Ik weet weer opnieuw dat we 9 planeten hebben, dat de zon onze lichtbron is en warmte geeft en dat je via wikijunior heel wat info verkrijgt.
Als ’s avonds de zon ondergaat, de sterren tevoorschijn komen. Omdat de zon zoveel licht geeft, kun je overdag de sterren niet zien.
De zon overstraalt de sterren. Alle sterren zijn zonnen, net als de zon.

Sommige zijn kleiner, maar er zijn er ook die veel groter zijn dan de zon.
Omdat deze heel ver weg staan, zien we alleen maar lichtstipjes. Sommige sterren lijken in groepjes te staan.

Een zonnestelsel ook de verzamelnaam van hemellichamen is bestaande uit een centrale ster.

Er is nog heel wat meer info, die ik kan lezen en terugvinden, met de H van hoofd, krijg ik nu meer kennis en inzicht, maar ik merk dat het vandaag nog niet voldoende is.




Dus wat doe ik: ik kijk door het raam, geen enkele ster te zien. Wel zie ik de maan. Deze hangt boven een wolk. Door het licht van de maan, ziet de wolk er wat donkerder uit dan de rest van de lucht. Wat vertelt de maan mij? Ik probeer nu mijn beleving te beschrijven. De maan is rond, het is voor mij volle maan. Maar ik twijfelde even, en geen probleem, ik gebruik terug de H van hoofd om kennis op te doen wat de stand van de maan vandaag is. Vervolgens ben ik gaan kijken, en heb ik mijn zintuigen gebruikt om de stand van de maan op te merken, en heb ik vanuit mijn hart, ervaren en beleefd. Ik weet waar de maan staat, hoe ze staat, en bovendien kon ik er een tijdje naar kijken. Op deze manier wil ik ook andere hemellichamen weer herontdekken.